Lezen

  • In een Montessorischool gaat het schrijven aan het lezen vooraf. Kinderen werken met allerlei Montessorimateriaal als indirecte voorbereiding op het schrijven.

Enkele voorbeelden daarvan zijn het oefenen van de pengreep wat indirect geoefend wordt bij de cilinderblokken en de geometrische inlegfiguren, het "licht" maken van de hand met het ruw-glad materiaal en de stoffendoos, het "vast" maken van de hand met bijvoorbeeld het werken met het geometrische kastje. Directe voorbereiding op het schrijven zijn de schuurpapieren schrijfletters, die kinderen die dat willen, aangeboden krijgen. Daarbij gebruikt het kind zijn tastzin, de gezichtszin en de gehoorzin. Het maken van schrijfbewegingen wordt geoefend met de metalen inlegfiguren.

Als kinderen een aantal letters kennen, kunnen ze al zinvolle combinaties van klanken samenstellen. Ze maken dan al woorden. Dit doen ze met de letters uit de letterdozen, op schoolbordjes met krijt of op papier met potlood. Een kind wat woorden legt, zal ook al snel in staat zijn om dat woord te lezen. Dit berust vaak meer op auditief geheugen dan op echt lezen. Maria Montessori heeft onderzocht dat kinderen vanaf 4 jaar hier een gevoelige periode voor hebben.

Door veel oefenen met het neerleggen van woorden met de letterdoos oefent het kind woorden te analyseren in klanken en die daarna om te zetten in grafische symbolen. Het steeds gaan van geheel naar delen (de analyse) en van delen weer naar het geheel (de synthese) is een belangrijke leesvoorwaarde. Kinderen kunnen met allerlei leeswerkjes met voorwerpjes, rijmwoorden, letterzakken, etc. werken.

De overgang naar het aanvankelijk lezen is het steeds sneller achter elkaar uitspreken van klanken totdat een woord "gelezen" wordt. Dit kan alleen met klankzuivere woorden. Verklankingsmoeilijkheden moeten later systematisch worden aangeboden.

Het aanvankelijk lezen wordt vervolgens geoefend met vele soorten werkjes. Voorbeelden daarvan zijn:

  • met de letterdoos zelf gelegde woorden terug lezen
  • voorwerpjes met woordjes
  • plaatjes met woordjes
  • haal-woorden (voorwerpen uit de klas halen die op een kaartje gelezen moeten worden)
  • woordjes op kaartjes (mkm, mkmm, meer letters en dubbelklanken)
  • doe- woorden (uitvoeren wat op het kaartje staat)
  • contrastparen van bijvoegelijknaamwoorden (kaartjes met bijvoorbeeld dik-dun bij voorwerpen leggen)
  • woordjes leggen bij de boerderij
  • zinnen leggen bij de boerderij
  • doezinnen
  • plaatjes combineren met zinnen
  • combineren van delen van een zin
  • boekjes lezen
  • versjes lezen 

Cijfers en letters

Vanaf de onderbouw leren de kinderen de schrijfletters.
Veel ouders vinden het leuk hun kinderen te helpen en te stimuleren bij het lezen en schrijven.
Op school leren de kinderen vanaf de onderbouw lezen met schrijfletters. Wij willen u met klem verzoeken steeds de schrijfletters te gebruiken en die te benoemen zoals ze uitgesproken worden in de woorden.
Dus:
b = bù en niet bee,
a =à en niet aa, 
h = hù en niet haa.
De tweetekenklanken (zoals oe en eu) worden gelijk als één letterteken geleerd, dus niet o en e, maar oe, en niet e en u, maar eu. 
Vanaf groep 3 wordt omgeschakeld van schrijf- naar drukletters voor het lezen.
Een overzicht van de schrijfletters en cijfers kunt u krijgen van de groepsleerkracht van uw kind.

 

Bij de overstap naar de middenbouw komen de meeste kinderen al lezend door. En zullen zij veel montessoriwerkjes die zij kennen uit de onderbouw ook in de middenbouw weer tegen komen en verder aan kunnen werken in hun eigen lijn. Daarnaast wordt er getoetst wat de kinderen beheersen bij de start van de middenbouw. Elk kind wordt individueel ingeschaald in de leesmethode Lijn 3, op het niveau waar ze op dat moment zijn. 

Na het behalen van AVI E3 starten ze met het lezen van informatieboekjes met daarbij behorende vragenboekjes.

Ook wordt het technisch lezen geoefend met de Estafette vloeiend & vlot boekjes. Ouders en oudere kinderen op school helpen de kinderen hierbij.

Om de leesresultaten van kinderen bij te houden worden er AVI toetsen afgenomen.

 

Midden- en bovenbouw

  • Begrijpend lezen wordt geïntegreerd met de zaakvakken aangeboden. We kiezen daarvoor rijke authentieke teksten die aansluiten bij de thema’s. 
  • Daarnaast worden verhalen of nieuwsartikelen uit kwaliteitskranten gekozen, die de leerkracht graag wil delen en bespreken met de klas. Dit kunnen teksten zijn die  aansluitend bij een actualiteit (ramp, natuurverschijnsel, politiek, enz.) of verhalen die uitdagend zijn, goed opgebouwd en een rijk taalgebruik hebben (bijvoorbeeld een verhaal van Roald Dahl,  of een gedicht).
  • In principe lezen de kinderen iedere dag 20 tot 30 minuten uit een zelfgekozen boek. De leerkracht leest dan ook.
  • Daarnaast lezen de leerlingen individueel zelfgekozen informatieboekjes met vragen (uit de daarbij behorende vragenboekjes) die ze beantwoorden.
  • De leerkracht leest in principe iedere dag voor uit een boek dat leerlingen zelf niet zo snel zouden kiezen. Als het kan aansluitend bij het kosmische thema of bij een burgerschapsonderwerp. Of een verhaal dat aansluit bij het begrijpend leesonderwijs,  bijvoorbeeld om een moraal uit een sprookje te halen (een diepere laag) of een gedicht.

Toetsen:

  • In groep 3 wordt de DMT afgenomen (januari kaart 1+2, mei kaart 1+2+3)
  • Vanaf groep 4 wordt de DMT alleen nog bij uitzondering afgenomen, als:

- het kind de vorige-DMT toets niet gehaald heeft (E/D/C 2.0);

- het kind niet het juiste AVI niveau (midden groep 6 M6 toets, eind groep 6 E6 toets etc) gehaald heeft. 

- Kinderen met een dyslexieverklaring hoeven geen DMT meer te doen.

 

  • Er worden regelmatig AVI toetsen afgenomen. 
  • Begrijpend lezen van IEP (lezen) nemen we wel af, technisch lezen van IEP niet.